Lichtmeting

Lichtmeting

Vrijwel alle camera's beschikken tegenwoordig over een goed en betrouwbaar belichtingssysteem. De meeste foto's zullen dan ook goed worden belicht. Toch is het van belang om te weten hoe de camera tot de juiste belichting (een combinatie van sluitertijd en diafragma) is gekomen. Ook gebruikers van camera's waarbij je de belichting niet handmatig in kunt stellen, kunnen de wijze waarop een foto wordt belicht beïnvloeden.

Bij lichtmeting wordt onderscheidt gemaakt tussen opvallend-lichtmeting en gereflecteerde lichtmeting. Hoewel de meeste beginnende amateur-fotografen gebruik zullen maken van de in de camera ingebouwde lichtmeter en dus het door het onderwerp gereflecteerde licht meten, zal ik beide manieren van lichtmeten hier kort bespreken.

Opvallend-lichtmeting

Voor deze manier van lichtmeting heb je een losse belichtingmeter nodig. Met deze belichtingmeter bepaal je hoeveel licht er van de lichtbron (bijv. de zon) op het onderwerp valt. Hiervoor hou je de lichtmeter tussen het onderwerp en de lichtbron met de lichtgevoelige meetcel naar de lichtbron toegekeerd.


opval_licht

Deze manier van lichtmeting werkt erg nauwkeurig. Op de losse belichtingsmeter kan een aantal gegevens worden ingevoerd, zoals ISO-waarde (van de film) en de gewenste sluitertijd. Bij meting wordt weergegeven wat het juiste diafragma is om een goed belichte foto te maken. Nadeel is dat er een losse, kwetsbare en dure meter aangeschaft moet worden en dat de meting iets meer tijd kost.

Gereflecteerde lichtmeting

Bij de gereflecteerde lichtmeting bepaalt een lichtgevoelige cel in de camera de hoeveel licht die door het onderwerp naar de camera wordt gereflecteerd.
Ook deze vorm van meting is vrij nauwkeurig. Toch zijn er situaties waarbij de foto niet goed belicht zal worden en handmatig ingrijpen gewenst is. Dit is bijvoorbeeld het geval als er grote donkere of lichte vlakken in de buurt van het onderwerp aanwezig zijn. Omdat de camera je wil helpen bij het maken van een goed belichte foto, zal het belichtingsmechaniek zich bij iedere foto zo instellen dat de foto gemiddeld goed wordt belicht.

refl_licht

Als er zich in de buurt van het onderwerp donkere vlakken bevinden, zoals schaduwen of een zwarte muur, zal de sensor of het negatief meer worden belicht. Door een langere sluitertijd of het verder openen van het diafragma. Hierdoor zal het onderwerp waar het in de foto om gaat worden overbelicht. Lichte vlakken in de buurt van het onderwerp, bijvoorbeeld water en lucht, kunnen er toe leiden dat de sensor of het negatief minder belicht zal worden. Hierdoor zal het bedoelde onderwerp op de foto onderbelicht worden. In beide gevallen wordt de foto 'gemiddeld' correct belicht. Om dit probleem op te lossen, beschikken veel camera's over één of meerdere mogelijkheden om tot het gewenste resultaat te komen. Een correct belicht onderwerp.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • Centrumgerichte lichtmeting: Bij deze methode ligt de nadruk op het midden van het beeld. Op basis van deze meetgegevens wordt een gemiddelde voor het hele beeld bepaald.
  • Matrix of meervoudige lichtmeting: Bij deze methode wordt het beeld opgedeeld in meerdere vlakken. Het centrum zal nog steeds een belangrijk aandeel in de lichtmeting hebben, maar donkere of lichte vlakken in de velden rondom het centrum beïnvloeden de belichting.
  • Spotmeting: Bij deze methode wordt de meting bepaald voor een heel klein deel van het beeld. Door de camera op een bepaald lichtvlak te richten, bijvoorbeeld het onderwerp, kan de lichtmeter precies bepalen hoe de belichting daar moet zijn.

Raadpleeg de handleiding van je camera om te zien welke mogelijkheden jouw camera biedt. Als je camera niet over bovengenoemde mogelijkheden beschikt, zijn er nog andere mogelijkheden om de belichting van de sensor of het negatief te beïnvloeden. Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen camera's die handmatig ingesteld kunnen worden en camera's waarbij dit niet mogelijk is.

Als de camera niet handmatig ingesteld kan worden:

  • Bij veel camera's kan, door de ontspanknop half in te drukken, de belichtingsinstelling wordt vastgezet. hier kun je gebruik van maken door:
    • Dichter bij het onderwerp te gaan staan om de belichting vast te stellen. Vergrendel je door het half indrukken van de ontspanknop ook de autofocus scherpstelling, schakel deze dan uit en stel handmatig scherp.;
    • Als de camera een zoomobjectief heeft, hoef je niet naar voren te lopen maar kan je de omgeving uitsluiten van de meting door op het onderwerp in te zoomen;
    • Bepaal de belichting met het onderwerp midden in beeld en verplaats daarna het onderwerp eventueel naar de rand van het beeld voor een betere compositie;

Als de camera wel handmatig ingesteld kan worden:

  • Maak gebruik van de hierboven genoemde technieken;
  • Loop naar het onderwerp toe en kijk wat de camera aangeeft als combinatie van diafragma en sluitertijd, loop daarna weer van het onderwerp weg en stel de afgelezen waarden handmatig in;
  • Als de camera over de mogelijkheid van spotmeting beschikt, dan hoef je niet naar het onderwerp toe te lopen, maar kun je de juiste belichting door middel van spotmeting bepalen. Houd de ontspanknop ingedrukt, bepaal de juiste composite en druk af;
  • Maak je gebruik van een opvallend-lichtmeter, dan kun je de camera handmatig instellen aan de hand van de gegevens van de lichtmeter.