Kamerakeuze

Met dit artikel willen we u helpen een keuze te maken tussen de diverse typen digitale fotocamera's, door u vooral te laten kiezen waarvoor u uw camera wilt gebruiken.

 

Typen digitale camera's
De markt van de digitale camera's is onderverdeeld in drie typen:

Compact camera
Kleine handzame camera die soms nog maar met moeite als camera is te herkennen.
Binnen compact camera's zijn twee typen te onderscheiden: supercompact en compact. Het eerste type is kleiner dan het tweede. Let op: de afmetingen zeggen niets over de kwaliteit van de
camera.

images2

Steeds vaker is dit type camera niet meer voorzien van een zoeker maar wordt de fotograaf alleen bediend met een tft-scherm. Een zoomlens en flitser zijn meestal ingebouwd.

Spiegelreflexcamera
U kijkt met de zoeker door de eigen lens van de camera en 'u ziet dus wat u doet'. U kunt ook zeggen: universele camera. 'Alles' kan met dit type camera.
In feite koopt u een body en 'de rest' koopt u erbij: zoom-, tele-, groothoekobjectief, systeemflitser, alles is te koop.

d700-nikon

Het led-scherm achterop werkt bij de nieuwste spiegelreflexen als bij compact camera's, bij 'oudere' dient het alleen om een gemaakte opname te controleren.

Hybride camera
Heeft uiterlijk de kenmerken van een spiegelreflexcamera zonder dit te zijn. Vergelijk het met een muilezel. Een muilezel is een hybridisch schepsel, want hij is een kruising van een hengst en een ezelin.

images

Lijkt op een ezel maar is dit per se niet. Hybride camera's lijken veel op spiegelreflexen: u kunt de lens echter niet verwisselen en systeemflitsers zijn niet toe te passen, alleen de ingebouwde flitser en soms een externe flitser.
Een hybride camera is kleiner en lichter dan een spiegelreflex.

 

Waar moet u op letten bij de aanschaf van een camera ?

Enkele eigenschappen van een compact camera zijn het weten waard:

Megapixels: waar bij een analoge camera de film wordt gebruikt, is dit bij een digitale camera een beeldsensor. De lichtgevoelige cellen (pixels) van de beeldsensor registreren het beeld. Hoe meer pixels, hoe gedetailleerder het beeld. Twee Mp's (megapixels) volstaan voor een afdruk van 10 x 15 cm. Pas als u grote afdrukken wilt maken of delen van een opname wilt uitvergroten, hebt u een camera met een hogere resolutie ofwel meer Mp's nodig.
Het aantal megapixels Is niet alleenzaligmakend; de kwaliteit van het objectief, kwaliteit van de elektronica en uw kwaliteiten als fotograaf tellen allemaal mee.

Objectief: als u voorwerpen 'dichterbij wilt halen' of wilt inzoomen op een object, dan heeft u een camera nodig met optische zoom. Gangbaar is, dat een digitale compact camera ca. 3,5x optische zoom heeft, maar er zijn ook (veel) camera's met een groter zoomberelk.
Let op: digitale zoom is geen optische zoom. Bij een digitale zoom wordt uit de gemaakte foto een uitsnede gemaakt welke vervolgens opgeslagen wordt als nieuwe foto. Hierdoor neemt de resolutie af en daarmee de kwaliteit van de foto.
Groothoek: sommige zoomobjectieven hebben een groothoekstand. Dit heeft als voordeel dat die camera een 'bredere blik' heeft, waardoor u meer op de foto krijgt dan met een camera zonder groothoek:

  • 17 - 22 mm, matig groothoek.
  • 15 - 17 mm, sterke groothoek.
  • <15 mm, super groothoek.

Tele: alle compact camera's hebben een telestand. Als u inzoomt komt een kerktoren steeds groter in beeld. Ook telelenzen zijn in te delen in klassen:

  • 40 - 65 mm, matig tele.
  • 65 - 125 mm, tele.
  • >125 mm, super tele.

 

Led-scherm: het beeldscherm aan de achterzijde van een camera. Een groot en een heel helder scherm is (zeer!) handig, maar gebruikt ook meer energie. Sommige camera's hebben ook een optische doorzichtzoeker.

images7

Afdrukvertraging: de tijd dat u op de ontspanknop drukt tot het moment dat de opname wordt gemaakt. Bij een vertraging van twee seconden is uw kind al ver weg voordat u de opname hebt gemaakt. Afdrukvertraging is het gevolg van meerdere oorzaken: de snelheid van de processor en een aantal mechanische processen die moeten worden uitgevoerd.
Een deel van de afdrukvertraging is te voorkomen door de ontspanknop eerder half in te drukken. Er wordt dan eerder scherpgesteld zonder een opname te maken (zie autofocus).

ISO: de gevoeligheid van de beeldsensor voor licht. Bij de introductie van digitale camera's is men de waarden van analoge films blijven hanteren om de gevoeligheid van de beeldsensor aan te geven. Die gevoeligheid is in te stellen. De range die u kunt tegenkomen loopt van ca. 80 - 3200 ISO. Hoe lager de ISO-waarde van de beeldsensor, hoe meer licht de beeldsensor nodig heeft om een bruikbare opname te maken. Anders, hoe hoger de ISO-instelling, hoe minder licht nodig is om een opname te maken. Maar, bij een hoge(re) ISO-waarde wordt beeldruis zichtbaar, dezelfde soort ruis als op een tv met een slecht antennesignaal. Enkele richtwaarden: aan het strand in de volle zon 100 ISO, 's avonds bij kaarslicht 800 ISO.

Autofocus: het automatisch scherpstellen van het objectief op het onderwerp. U drukt de ontspanknop half in en de camera stelt scherp. U kunt niet zonder!

Ingebouwde flitser: bij een automatische flitser bepaalt de camera zelf of de flitser gebruikt moet worden. Is er te weinig licht dan flitst de camera automatisch. Andere flitsers moeten voor een flits eerst worden aangezet.

Rode ogenreductie: wanneer in een donkere omgeving een foto wordt gemaakt, dan reflecteert het flitslicht het bloed in het netvlies van iemands oog. Bij veel camera's kunt u de vermindering van rode ogen handmatig in te stellen. Voordat de flitsopname wordt gemaakt gaat een lampje of de flitser oplichten en geeft een zgn. voorflits. Daardoor worden de pupillen kleiner en vermindert het rode ogen effect.
Voeding: de ene camera maakt gebruik van oplaadbare batterijen, een andere van eenmalige batterijen. Oplaadbare batterijen nemen minder ruimte in. Eenmalige batterijen kunt u altijd in voorraad hebben én zijn overal ter wereld verkrijgbaar. Eenmalige batterijen kondigen lang van tevoren aan dat ze opraken, oplaadbare helemaal niet. Bij eenmalige batterijen kiest u
altijd voor alkalinebatterijen of de nog krachtiger opvolgers daarvan.

Wat zou uw camera nog meer moeten kunnen:

U hebt misschien al wat ervaring met fotograferen en daarom hebt u de behoefte 'om handmatig in te grijpen' bij het maken van uw foto's.

Sluitertijd: een sluiter is een luik dat zich tijdens de opname opent om het licht door te laten. De sluitertijd wordt berekend in delen van seconden: 1/4,1/60,1/1000 enz. De belichtingstijd is afhankelijk van de ISO-gevoeligheid van de beeldsensor. Bij een lange sluitertijd mag het object niet bewegen omdat er dan bewegingsonscherpte ontstaat, een snelle sluitertijd zal een bewegend onderwerp 'bevriezen'.

Diafragma: de lensopening van het objectief. Het diafragma is opgebouwd uit lamellen. Door het diafragma verder te openen en/of te sluiten wordt de hoeveelheid licht dat op de beeldsensor valt, geregeld.

Invulflits: bij fel zonlicht ontstaan donkere schaduwpartijen. Om deze helderder te maken is het aan te bevelen om de camera te dwingen om te flitsen. De automaat van de camera zal namelijk bij veel licht de flitser niet automatisch laten flitsen.

Zelfontspanner: bij een ingestelde zelfontspanner duurt het nog een aantal seconden na het indrukken van de ontspanknop voordat de foto wordt gemaakt.

Diafragmavoorkeuze: het is mogelijk om handmatig het diafragma in te stellen, daardoor is de scherptediepte van de foto te regelen. Een grote lensopening zoals F2.8 zorgt voor een kleine(re) scherptediepte, een kleine lensopening zoals F l l zorgt voor een grote(re).

Belichtingscorrectie: een handmatige belichtingscorrectie maakt het mogelijk om bewust af te wijken van de door de camera ingestelde belichting. Een mincorrectie maakt de foto donkerder en een pluscorrectie maakt de foto juist lichter.

Witbalans: bepaalt welke kleur wit als wit moet worden beschouwd. Enkele voorbeelden: het kleurzweem van wit in de schaduw is blauw, bij gloeilampen geel, bij tlverlichting groen. De witbalans van de camera kan zo worden ingesteld dat deze afwijkingen worden gecorrigeerd. Veel camera's kunnen/doen dit ook automatisch.

Zoeker: een doorzichtzoeker is een optische zoeker die schuin boven de lens is geplaats. Die zoekers geven door verschuiven van diverse lenzen
in de zoeker, hetzelfde beeld als dat van het zoomobjectief van de camera.

Belichtingsmeetsysteem: maakt bij het meten van het licht gebruik van velden binnen het zoekerbeeld. Door deze velden te analyseren wordt ook onder contrastrijke omstandigheden nog een goede belichting gevonden. Wilt u zeer precies zelf bepalen waarop de camera het licht meet dan kan er gebruik worden gemaakt van de zogenaamde 'spotmeting'. Hierbij wordt alleen het licht gemeten in het kleine vakje in het centrum van de zoeker.

Beeldstabilisator (image stabilizer) Een image stabilizer neutraliseert camerabewegingen om onscherpte te voorkomen. Fotografen kunnen daardoor foto's met langere sluitertijden en/of zonder statief maken.

Pc-camstand: als een digitale camera in de pc-camstand wordt gezet, dan fungeert de camera als webcam. Ook is dan videoconferenclng mogelijk.

Bracketing: het nemen van meerdere foto's achter elkaar met verschillende belichtingstijden. De camera zal automatisch een onderbelicht, een normale en een overbelichte foto maken.

 

Comprimeren van opnames

Compressie wordt toegepast om digitale bestanden kleiner te maken. Waarom? Er passen meer opnames op een geheugenkaartje en beelden op internet starten sneller. Er zijn veel compressietechnieken met elk hun eigen toepassingsgebied en eigen sterke en zwakke punten. In de digitale fotografie speelt compressie een belangrijke rol. Goede compressietechnieken leveren resultaten die niet of nauwelijks van het origineel te onderscheiden zijn.  Teveel compressie levert echter een fors kwaliteitsverlies op. Wat voor u bruikbaar is moet u aan de hand van tests vaststellen.

images9

Enkele soorten:

  • JPEG of JPG: opslagformat met compressie voor afbeeldingen en foto's. Vaak kunt u instellen hoe 'zwaar' de compressie moet zijn. Zwaardere compressie geeft kleine bestanden en slechtere afbeeldingen en omgekeerd.
  • TIFF of TIF: ook een opslagformat voor digitale fotobestanden. Hierbij kan de data zonder compressie worden opgeslagen en hebben dan een verliesvrije kwaliteit voor verdere diigitale bewerking. De bestanden zijn erg groot.
  • RAW: nog een opslagformat voor digitale fotobestanden. Het RAWformat is cameraspecifiek, dat wil zeggen dat de output per camera kan verschillen. Fotobewerkingssoftware kan de output meestal wel lezen! RAW-bestanden kunnen worden omgezet naar TIFF en JPEG.

 

images8

Opslaan van opnames
Opnames worden opgslagen op geheugenkaarten. Het type geheugen heet flashgeheugen. Er is een groot aantal verschillende kaarten op de markt. Let op: de meeste geheugenkaarten
zijn niet uitwisselbaar, soms zijn er adapters te koop om ze uitwisselbaar te maken.

Opslaan van opnames op de computer

Opnames gemaakt met een camera kunnen op verschillende manieren op een computer worden opgeslagen:

  • USB-aansluiting: een dataverbinding met een computer met een snelheid van 480 MB per seconde (versie 2). U hebt altijd een USB-kabel nodig.
  • FireWire-aansluiting: een dataverbinding met een computer met een snelheid van 400 MB per seconde.
  • Geheugen kaartlezer: steeds meer computers hebben ingebouwde geheugenkaartlezers waarmee u de data op de computer overzet.